Tijd: Pasen 2012, 11.45. Een week na het Vreemdland Festival.
Plaats: we zitten in een kring naast de kerk, met een kopje koffie.
Weer: lentezon.
‘Ik mag Nederlander worden!’ Munir komt na de kerkdienst bij ons zitten.
Hij lacht al zijn tanden wit. ‘Ik heb een brief gekregen voor de ceremonie!’
‘Gefeliciteerd!’ Munir wordt op zijn schouders geklopt en krijgt een hand van de dominee.
‘Hoe lang heb je moeten wachten?’
’10 jaar. Maar ik heb al wel 6 jaar een verblijfsvergunning.’
‘Gaat er dan iets veranderen, mag je nu iets wat je voorheen nog niet mocht?’
‘Nee niet echt. Werken mocht ik al.’ En dan: ‘Maar ik mag nu ook stemmen!’
Met Vreemdland nog vers in mijn geheugen wil ik er alles van weten.
‘Hoe is het bij jou gegaan?’
‘Goed. Ik ben goed geholpen hier.’
‘Echt waar?’ Ik geloof hem bijna niet. ‘Maar je hebt toch 10 jaar moeten wachten?’
‘Ja, eerst was ik afgewezen en toen opnieuw. Toen kreeg ik een verblijfsvergunning.
Daarna moest ik 5 jaar wachten voordat ik Nederlander kon worden. Zo gaat dat bij iedereen.
Een jaar geleden heb een paspoort aangevraagd, waarna ik de procedure inging. Ging goed.’
‘Je gaat het toch wel vieren he?’ zegt een meisje uit de kring. ‘Wie neem je mee naar de ceremonie?’
Munir blijft stil. ‘Weet ik nog niet.’
‘Heb je familie hier?’ vraag ik.
‘Nee. Ik ben hier alleen.’ Hij is weer even stil. ‘Ik heb nog een oom in Almere, maar die zie ik bijna nooit.’
‘En je ouders, andere familie – zijn die nog in Afghanistan?’
‘Nee. Die zijn in Rusland. Daar heb ik geen contact meer mee.’ De glans verdwijnt uit zijn donkere ogen.
‘En hier dan’, vraag ik voorzichtig verder, ‘ken je mensen uit de Afghaanse gemeenschap?’
‘Nee. Als je dingen meemaakt…dan… dan vertrouw je mensen niet meer. Ik heb dingen meegemaakt.’
De wind voert de voorzichtige warmte van de lentezon weg.
‘Mogen wij dan komen naar je ceremonie?’ vraagt de jongen naast me.
‘Want dat lijkt me hartstikke leuk om bij te zijn!’
Munir kijkt ons verlegen aan. ‘Ja, dat mag volgens mij wel.
Er stond in de brief: vrienden en familie.’
‘Nou, dan komen wij toch met z’n allen?’ zegt het meisje uit de kring.
Munir schuift zijn ene schoen over de andere.
‘Willen jullie dat echt?’
‘Natuurlijk! Wanneer is het?’ vraagt het meisje.
‘Op 25 april, om 3 uur. Bij het stadhuis, of opera. In de stad, iniedergeval.’
‘Vind je wel het goed als we komen?’
‘Ja. Echt leuk.’ Munir kijkt weer naar zijn schoenen. ‘Maar de deur gaat om kwart over 3 dicht. Dat stond in de brief.’
‘Geen probleem. Wij Nederlanders zijn altijd erg op tijd.’
Een grote lach breekt door op zijn gezicht.
‘Kom je met ons mee brunchen?’ vraagt de jongen. ‘We hebben veel te vieren vandaag.’
En met z’n vieren staan we op.
Zal er ook graag bij zijn
15:00 uur in de Stopera